Nadere informatie

Nr

1430910316

Notitie

410 Gerdt ter Braeck op de Roobraok had twee zonen De eerste heette Gerrit en zijn nazaten woonden later op Velthuis en op een gedeelte vanAarnink in Stepelo. De tweede zoon was de naar grootvader genoemde Bernt ter Braak, die op l november 1690 huwde met Aalt jen Derkink, dochter van Bernt Derkink in Stepelo. Bernt bleef op de Braöker, maar had het blijkbaar niet al te breed. In 1723 bestond zijn gezin uit vier personen, maar bij zijn aanslag in het hoofdgeld staat "om Godes wille", hij kon dus niet betalen. De zoon van Bernt en Aaltje ter Braak heette naar grootvader Derkink Bernt en deze werd de volgende bewoner van de Roobraok. Hij trouwde op 13 november 1718 voor de Haaksbergse domi-nee met de uit Horstmar bij Burgsteinfurt afkomstige Griete Meuleman, dochter van Joost, en op l december van dit jaar werd hun huwelijk door de pastoor op het Slot te Wegdam ingezegend. Volgens de volkstelling van 1748 bestond het gezin uit man, vrouw, vier kinderen boven en één kind onder tien jaar. Een dochter Aaltje was toen al getrouwd, een twee-de dochter Anna trouwde later te Zeldam, zoon Berent woonde later op Brouwers in Brammelerbroek, zoon Hendrik trouwde op Sonderen, een gedeelte van Meijerink te Boekelo, zoon Harmen werd brouwer en caféhouder te Haaksbergen en zoon Jan bleef op Braöker. Deze huwde twee keer: op 12 december 1751 met Leida Eeftink, dochter van Hendrik te Boekelo, en op 3 augustus 1755 met Hendrika Ottink, dochter van Reint te Haaksbergen. Intussen waren de financiële omstandigheden voor de Braöker gunstiger geworden omdat Jan ter Braak behalve zijn land-bouwbedrijf ook een handel had in vee en vooral in paarden Daardoor kon hij verschillende aankopen doen. In 1750 kocht hij van Hendrik Meij-erink het zgn. Borgstukke in Boekelo voor ƒ 80, -, in 1756 van Hendrik Mengers de Meijerinkmaat voor ƒ 400, -, in 1764 van de weduwe Kas-pers de halve Roesterij op de Hones voor ƒ 600, -, in 1765 van de wedu-we Tankink vier schepel land de Haar in Holthuizen voor ƒ 300, -, in het-zelfde jaar van de weduwe Reint Ottink landerijen voor ƒ 930. -, in 1773 van zijn vaders neef Harmen ter Braak de Braak Gerrits woning voor ƒ 1000, - en in 1774 van baron De Mahony tot Boekelo het erve Velthuis, bewoond door Harmen's broer Berend ter Braak voor ƒ 900, -. Uit het eerste huwelijk had Jan ter Braak een zoon Gerrit, die op Otten-schot in Bentelo trouwde en daardoor later de naam Ottenschot aannam. Uit het tweede huwelijk werden zeven kinderen geboren: Gerhardus, ka-pelaan te Deurningen, Rudolphus, pastoor te Almelo, Antoni getrouwd op Vennemans onder Eibergen, Renella getrouwd op Wolferink in Holt-huizen, een ongetrouwde dochter Hendrika, Johanna getrouwd met Gerrit Jan Annink te Beckum en tenslotte Gerrit, die op Brööker bleef wonen en op 9 november 1788 huwde met Aaltje Annink, zuster van genoemde Gerrit Jan Annink. Volgens de volkstelling van 1795 woonde op Bröö-
411 ker het gezin van Gerrit ter Braak, koopman, totaal elf personen On-der dit aantal zullen ook zijn ongehuwde zuster en personeelsleden be-grepen zijn. De opgave van zijn beroep als koopman i. p. v. landbouwer bewijst dat ook hij zijn inkomsten hoofdzakelijk uit de paardenhandel verkreeg. Natuurlijk was voor de handel bedrijfskapitaal nodig, dat mede verkre-gen werd door geldleningen. Reeds op 10 december 1788 kreeg Jan ter Braak ƒ 1000, - hypotheek van Freule F,G E.H. van Münchhausen, die op 22 september 1790 overgenomen werd door G, Schimmelpenninck en op 31 juli 1800 door H Hoedemaker. Borgen voor deze lening waren Gerrit ter Braak op Ottenschot en Gerrit Jan Annink. Overeenkomstig de huwelijksvoorwaarden van 23 september 1788 stonden Jan ter Braak en Hendrika Ottink op 3 juli 1793 hun huis en landerijen af aan hun zoon en schoondochter Gerrit ter Braak en Aaltje Annink. Laatsten leenden op 5 mei 1794 nog ƒ 900, - van hun zwager en broer Gerrit Jan Annink wegens aankoop van het plaatsje Diepemaat-te Boekelo, maar in de voor de deur staande Franse tijd werd de paardehandel moeilijk. Op 22 mei 1796 leenden Gerrit ter Braak en Aaltje Annink nog eens ƒ 650, - van G. Middelburg te Deventer. Toen ook Gerrit nog betrekkelijk jong overleed bleef zijn weduwe met de schulden zitten. Uit het Répertoire des formalités hypothecaires van 1812, dus in de Franse tijd, blijkt dat Aaltje Annink, "veuve de Gerrit ter Braak" twee hypotheken had, één van 1365, - francs en één van 2173, 50 francs of omgerekend in Neder-lands geld ƒ 650, - en ƒ 1035, -. Hierdoor werden zij en haar minder-jarige kinderen op 17 oktober 1814 gedwongen hun erve "Braakhuis"te verkopen aan hun zwager en oom Gerrit Jan Annink te Beckum. De koopsom bedroeg ƒ 2095, -. Uit het huwelijk van Gerrit en Aaltje ter Braak werden in totaal zeven dochters en drie zoons geboren, waaronder de op 7 januari 1793 te Wegdam gedoopte Berend Willem. Deze trouwde volgens de Burgerlijke Stand Haaksbergen op 9 mei 1823 met Willemina Boerhof uit de Holterhoek onder Eibergen en uit dit huwelijk werden vier zoons en drie dochters geboren. Volgens de volkstelling van 1830 woonden op de Braöker Berend Willem ter Braak, landbouwer, zijn vrouw Willemina Boerhof, vier kinderen: Gerridina oud 5 jaar, Jan Hendrik 4 jaar, JohannaGeertruida 2 jaar en Gerrit Jan oud 1/8 jaar, moeder de weduwe Aaltje Annink 64 jaar, broer Jan, wever, oud 24 jaar, zuster Hendrika, naaister, 20 jaar en een knecht en een meid, Na de volkstelling werden nog geboren Arend Jan in 1832, Johannes in 1835, die slechts één jaarwerd en tenslotte Johanna in 1837.
Volgens de oudste opmeting door het kadaster tussen 1825 en 1830 had de Braöker totaal 17 hectare en 17 are cultuurgrond Daarnaast had men natuurlijk nog rechten op gemeenschappelijke markegrond, zodat men het bedrijf kan vergelijken met een huidige boerderij van 35 a 40 hecta-re. Het was dus een flinke boerderij, wat ook al blijkt uit de volkstel-ling, waar 6 a 7 volwassen werkkrachten vermeld werden Eigenaar was dus Gerrit Jan Annink en in deze situatie was volgens het bevol-kingsregister van 1840-1850 nog geen verandering gekomen. Later werd de boerderij eigendom van de familie Rikkerink, de op 11 november 1827 geboren dochter van Berend Willem, Johanna Geertruida ter Braak huwde n.l. op 18 mei 1854 met Gerrit Rikkerink, zoon van Weimer te Boekelo. Uit dit huwelijk werd op 20 mei 1855 het enige kind, zoon Johannes Rikkerink geboren. Toen Vader Rikkerink kort daarna overleed, ging zijn weduwe met haar zoon terug naar haar ouderlijk erve de Braöker. Daar trouwde Johannes Rikkerink tegen de laatste eeuwwisseling met een mej. Weijenborg van het erve Hobbenschot. Hun zoon Johannes Hendrikus werd op 21 april 1899 geboren. Deze huwde met mej. J.H.M. Temmink van het erve Zwerink te Brammelo Op 25 januari 1968 overleed hij op de BrSöker, de boerderij nalatend aan zijn nazaten, die er thans wonen. W. E. ten Asbroek en J. Overbeeke'>k, Rode Braakweg nr. 11 te St. Isidorushoeve. Evenmin als de Braok in Brammelo kan de Bra'oker zich beroemen op een tot ver in de geschiedenis teruggaande historie. Bij beide boerderijen wijst de naam Braak - Braöker betekent de boer op Braak - op "gebroken" grond, dus een ontginning in de gemeenschappelijke markegrond. Bij de Bra'oker heeft deze ontginning plaats gevonden na 1600, omdat het erve nog niet vermeld wordt in de Verpondingsregisters van 1600 en 1602. Een groot gedeelte werd zelfs pas ontgonnen na 1682, wat blijkt uit het Register van nieuw aangegraven gronden anno 1751. Een voortdurende zorg voor het markebestuur was te voorkomen dat Jan en Alleman gemeenschappelijke markegronden ten eigen bate in gebruik namen. Deed men dit toch, dan moest de grond weer worden "toegesme-ten" of er moest voor betaald worden. Sinds 1682 waren de nieuwe landerijen echter niet meer opgenomen en toen men er in 1751 weer mee begon en de achterstand inhaalde, noteerde men in de marke Boekelo de "Braakgaarden". De gebruiker hiervan moest ƒ 300, - betalen, on-geveer de helft van de waarde van alle nieuw aangegraven akkers in Boekelo. De oudste Ter Braak, die men in de marke Boekelo aantreft, is Berndt ter Braeck, die volgens de gerichtsprotocollen op 11 november 1630 "opboedinge" deed aan een pand van Gerdt ten Ruwenhorst. Of deze Berndt familie was van de Ter Braak's in Brammelo is niet bekend. In de marken Beuningen, Deldener Es, Fleringen, Geesteren, Tubbergen en Weddehoen komen in 1475 al Ter Braak's voor, maar ook zij zullen wel geen voorvaderen van Berndt geweest zijn. Waarschijnlijk was hij een boerenzoon uit Boekelo, die zijn naam ontleende aan een woning, die hij op een door hem ontgonnen braak gebouwd had. Berndt's zoon was Braeck Gerdt, die in de gerichtsprotocollen van 1665 en 1677 genoemd werd. Diens vrouw was Braeck Jenne, die op 16 juni 1679 een beslaglegging door Arentjen ten Nijenhuis op de Diepenmate ongedaan maakte door haar schuld te betalen. Vermoedelijk was haar man toen al overleden, anders was deze voor het Haaksbergse gericht verschenen. Braeck Jenne werd in het Hoofdgeldregister van 1723 nog vermeld als "weduwe De Ro boven 70 jaar", een bewijs dat ze op de Rode Braak woonde. De bijnaam "Rode" voor deze braak wijst waarschijnlijk op de sterk ijzerhoudende grond, die het zand een rode kleur gaf. Om dezelfde reden werd b. v, Westfalen het "Land der rote Erde" genoemd.
410 Gerdt ter Braeck op de Roobraok had twee zonen De eerste heette Gerrit en zijn nazaten woonden later op Velthuis en op een gedeelte vanAarnink in Stepelo. De tweede zoon was de naar grootvader genoemde Bernt ter Braak, die op l november 1690 huwde met Aalt jen Derkink, dochter van Bernt Derkink in Stepelo. Bernt bleef op de Braöker, maar had het blijkbaar niet al te breed. In 1723 bestond zijn gezin uit vier personen, maar bij zijn aanslag in het hoofdgeld staat "om Godes wille", hij kon dus niet betalen. De zoon van Bernt en Aaltje ter Braak heette naar grootvader Derkink Bernt en deze werd de volgende bewoner van de Roobraok. Hij trouwde op 13 november 1718 voor de Haaksbergse domi-nee met de uit Horstmar bij Burgsteinfurt afkomstige Griete Meuleman, dochter van Joost, en op l december van dit jaar werd hun huwelijk door de pastoor op het Slot te Wegdam ingezegend. Volgens de volkstelling van 1748 bestond het gezin uit man, vrouw, vier kinderen boven en één kind onder tien jaar. Een dochter Aaltje was toen al getrouwd, een twee-de dochter Anna trouwde later te Zeldam, zoon Berent woonde later op Brouwers in Brammelerbroek, zoon Hendrik trouwde op Sonderen, een gedeelte van Meijerink te Boekelo, zoon Harmen werd brouwer en caféhouder te Haaksbergen en zoon Jan bleef op Braöker. Deze huwde twee keer: op 12 december 1751 met Leida Eeftink, dochter van Hendrik te Boekelo, en op 3 augustus 1755 met Hendrika Ottink, dochter van Reint te Haaksbergen. Intussen waren de financiële omstandigheden voor de Braöker gunstiger geworden omdat Jan ter Braak behalve zijn land-bouwbedrijf ook een handel had in vee en vooral in paarden Daardoor kon hij verschillende aankopen doen. In 1750 kocht hij van Hendrik Meij-erink het zgn. Borgstukke in Boekelo voor ƒ 80, -, in 1756 van Hendrik Mengers de Meijerinkmaat voor ƒ 400, -, in 1764 van de weduwe Kas-pers de halve Roesterij op de Hones voor ƒ 600, -, in 1765 van de wedu-we Tankink vier schepel land de Haar in Holthuizen voor ƒ 300, -, in het-zelfde jaar van de weduwe Reint Ottink landerijen voor ƒ 930. -, in 1773 van zijn vaders neef Harmen ter Braak de Braak Gerrits woning voor ƒ 1000, - en in 1774 van baron De Mahony tot Boekelo het erve Velthuis, bewoond door Harmen's broer Berend ter Braak voor ƒ 900, -. Uit het eerste huwelijk had Jan ter Braak een zoon Gerrit, die op Otten-schot in Bentelo trouwde en daardoor later de naam Ottenschot aannam. Uit het tweede huwelijk werden zeven kinderen geboren: Gerhardus, ka-pelaan te Deurningen, Rudolphus, pastoor te Almelo, Antoni getrouwd op Vennemans onder Eibergen, Renella getrouwd op Wolferink in Holt-huizen, een ongetrouwde dochter Hendrika, Johanna getrouwd met Gerrit Jan Annink te Beckum en tenslotte Gerrit, die op Brööker bleef wonen en op 9 november 1788 huwde met Aaltje Annink, zuster van genoemde Gerrit Jan Annink. Volgens de volkstelling van 1795 woonde op Bröö-
411 ker het gezin van Gerrit ter Braak, koopman, totaal elf personen On-der dit aantal zullen ook zijn ongehuwde zuster en personeelsleden be-grepen zijn. De opgave van zijn beroep als koopman i. p. v. landbouwer bewijst dat ook hij zijn inkomsten hoofdzakelijk uit de paardenhandel verkreeg. Natuurlijk was voor de handel bedrijfskapitaal nodig, dat mede verkre-gen werd door geldleningen. Reeds op 10 december 1788 kreeg Jan ter Braak ƒ 1000, - hypotheek van Freule F,G E.H. van Münchhausen, die op 22 september 1790 overgenomen werd door G, Schimmelpenninck en op 31 juli 1800 door H Hoedemaker. Borgen voor deze lening waren Gerrit ter Braak op Ottenschot en Gerrit Jan Annink. Overeenkomstig de huwelijksvoorwaarden van 23 september 1788 stonden Jan ter Braak en Hendrika Ottink op 3 juli 1793 hun huis en landerijen af aan hun zoon en schoondochter Gerrit ter Braak en Aaltje Annink. Laatsten leenden op 5 mei 1794 nog ƒ 900, - van hun zwager en broer Gerrit Jan Annink wegens aankoop van het plaatsje Diepemaat-te Boekelo, maar in de voor de deur staande Franse tijd werd de paardehandel moeilijk. Op 22 mei 1796 leenden Gerrit ter Braak en Aaltje Annink nog eens ƒ 650, - van G. Middelburg te Deventer. Toen ook Gerrit nog betrekkelijk jong overleed bleef zijn weduwe met de schulden zitten. Uit het Répertoire des formalités hypothecaires van 1812, dus in de Franse tijd, blijkt dat Aaltje Annink, "veuve de Gerrit ter Braak" twee hypotheken had, één van 1365, - francs en één van 2173, 50 francs of omgerekend in Neder-lands geld ƒ 650, - en ƒ 1035, -. Hierdoor werden zij en haar minder-jarige kinderen op 17 oktober 1814 gedwongen hun erve "Braakhuis"te verkopen aan hun zwager en oom Gerrit Jan Annink te Beckum. De koopsom bedroeg ƒ 2095, -. Uit het huwelijk van Gerrit en Aaltje ter Braak werden in totaal zeven dochters en drie zoons geboren, waaronder de op 7 januari 1793 te Wegdam gedoopte Berend Willem. Deze trouwde volgens de Burgerlijke Stand Haaksbergen op 9 mei 1823 met Willemina Boerhof uit de Holterhoek onder Eibergen en uit dit huwelijk werden vier zoons en drie dochters geboren. Volgens de volkstelling van 1830 woonden op de Braöker Berend Willem ter Braak, landbouwer, zijn vrouw Willemina Boerhof, vier kinderen: Gerridina oud 5 jaar, Jan Hendrik 4 jaar, JohannaGeertruida 2 jaar en Gerrit Jan oud 1/8 jaar, moeder de weduwe Aaltje Annink 64 jaar, broer Jan, wever, oud 24 jaar, zuster Hendrika, naaister, 20 jaar en een knecht en een meid, Na de volkstelling werden nog geboren Arend Jan in 1832, Johannes in 1835, die slechts één jaarwerd en tenslotte Johanna in 1837.
Volgens de oudste opmeting door het kadaster tussen 1825 en 1830 had de Braöker totaal 17 hectare en 17 are cultuurgrond Daarnaast had men natuurlijk nog rechten op gemeenschappelijke markegrond, zodat men het bedrijf kan vergelijken met een huidige boerderij van 35 a 40 hecta-re. Het was dus een flinke boerderij, wat ook al blijkt uit de volkstel-ling, waar 6 a 7 volwassen werkkrachten vermeld werden Eigenaar was dus Gerrit Jan Annink en in deze situatie was volgens het bevol-kingsregister van 1840-1850 nog geen verandering gekomen. Later werd de boerderij eigendom van de familie Rikkerink, de op 11 november 1827 geboren dochter van Berend Willem, Johanna Geertruida ter Braak huwde n.l. op 18 mei 1854 met Gerrit Rikkerink, zoon van Weimer te Boekelo. Uit dit huwelijk werd op 20 mei 1855 het enige kind, zoon Johannes Rikkerink geboren. Toen Vader Rikkerink kort daarna overleed, ging zijn weduwe met haar zoon terug naar haar ouderlijk erve de Braöker. Daar trouwde Johannes Rikkerink tegen de laatste eeuwwisseling met een mej. Weijenborg van het erve Hobbenschot. Hun zoon Johannes Hendrikus werd op 21 april 1899 geboren. Deze huwde met mej. J.H.M. Temmink van het erve Zwerink te Brammelo Op 25 januari 1968 overleed hij op de BrSöker, de boerderij nalatend aan zijn nazaten, die er thans wonen. W. E. ten Asbroek en J. Overbeeke
 



(Gereed met inladen)

© A. Pondes, 28 maart 2004

site tracking
site tracking